Over dierbaren en de aard van het beestje. Als een bundeltje vacht bewaar ik ze in een washandje. Ik vermoed dat de kat een roofvogel is. Ik dompelde me een tijd onder in het rivierenlandschap van Culemborg en vond daar een willekeurige verzameling dieren die langs de Lek (zouden kunnen) wonen.
's Nachts nemen de duiven plaats op mijn rug en ik ben verliefd op de dolksteekduif. Ik vraag mijzelf iedere dag opnieuw af of het dier fictief is, want het lijkt alsof de geiten aan het performen zijn. Ik zou met elk dier een conversatie willen voeren, al was het maar voor even. En ik zal naast de dieren in rust gaan liggen, als ware we in overwintering. Herten kunnen fluiten - lees de traité élémentaire de zoologie maar. Echter kunnen ze niet alleen fluiten: ze zijn in wezen volledig muzikale dieren en de herten willen gehoord worden. Ssstt, luister maar eens. Misschien dragen ze ooit wel eens poésie pure voor. En wellicht dat je dan ook het gemis van de moederdieren opmerkt. Gelukkig troosten de vliegen de koeien.
Aan de bomen groeien vogels en de kat stamt af van de eend, heb je dat al eens waargenomen? Een wonderlijke overtuiging en ook nog eens waar, want de frond bestaat! Ik ben kat, maar zwem op z’n hondjes. Vouw me op, maak me klein, stop me in een doos en noem het Schrödingers Ietje. Well, well, well, en het terugbrengen van het water. Het heenbrengen van het water – en uit jou, Spruit, ontwaakt de dorst. En dan, zomaar, een moment van reflectie. Vervachtend ontdier ik en schrijf melkbrieven aan mijn lief. Vroeger deed ik een dans voor twee zonder dat je er was. Langzamerhand slijt de gewaarwording van mijn waandwalingen en besluit het boek op mijn nachtkastje zichzelf te lezen.
En wist je dat er planeten zijn die stof vangen? Heel ver weg, en ook nu. Dus daarom dat ik de nacht aan de zon laat zien. Ik heb vaak genoeg mijn woorden ingeslikt, dus nu is mijn buik aan het woord. Mars is vrouwelijk, bedacht ik me eens, naast het feit dat ik ooit mama genoemd zal worden. Voor de kleine dieren zal ik zorgen. Tot slot wil ik mijn handen bedanken, zonder hen geen kattenbonkjes.
PS Ik zal je overvloed brengen.
PPS Maar er moet iets meer man.
PPPS Ik open mijn woordenwerfkelder.
PPPPS Mijn encyclopedie der drempels breidt zich langzamerhand uit.
PPPPPS De vissen praten en de bomen lopen weg.
BLADER DOOR MIJN ARCHIEF:
Het is gezien en niet onopgemerkt gebleven. Langzaam word ik boom en zonder enige dwang maak ik gebruik van het instrument. Ik kan er met mijn hoofd niet bij. Bokkend ga ik in gesprek met Pina. Als een treurwilg, ontsproten uit meisje.
Al die onmogelijkheden, mais je n’ai pas sommeil. Komt dit allemaal voort uit mijn poging om fluïde te worden? Cats are liquid en de maanzeeën niet. Tijdruimten wisselen elkaar af en in zevenentwintig uur schreef ik hoe ik schrijf, vallend naar beneden, als een maan-astronaut op aarde. Ontspruiting vindt plaats in mijn wortelende tenen en ik, als gastheer, nodig de fagen uit. Het ijs loopt, het water loopt – een wezenlijk waterparadox. De knoflookbeesten worden wakker en staan op. Ik kom in een zandtrechter terecht, waaruit mijn benen tevoorschijn komen. All the creatures are revealed. Een soort draakfiguur, of hoe noemden ze het? Een kattendraak, in ieder geval een of ander beerachtig beest. Ik meen het, scheer je weg. Het vervliegt, smelt weg, verdwijnt.
O en nog iets: ijshockeypucks kun je eten.